DAG 3: Filmen. Het thema: Doe het zelf. 

10 minuten leestijd


DMM logo 01 CMYK zwart
Op pagina 15 van de Volkskrant van vandaag (3/9/2015) staat een kort interview met mijn burgemeester, Ahmed Aboutaleb. Sinds mijn komst naar Rotterdam heb ik al twee eerdere burgervaders versleten en mijn voorlopige conclusie is dat ik Aboutaleb tot nu toe de minst slechte van de drie vind. Aboutaleb wil meer stad en minder staat. Hij vindt dat Het Binnenhof de ambities van de grote steden in de weg staat, en ook verwijt hij het Rijk dat het zich ook na decentralisaties, bij voorbeeld van de zorg, te veel met van alles en nog wat bemoeit. Ook ik wil meer stad en minder staat, maar daarnaast meer wijk en buurt dan stad. Vorige jaar heb ik Aboutaleb voor Open Rotterdam geïnterviewd. In het begin dit jaar verschenen boek ‘Handel Dapper’ (uitgeverij Oostenwind, Amsterdam) citeer ik uit dat langere TV-gesprek.

“Ik probeer er achter te komen of hij (Aboutaleb) wat betreft de wijkaanpak ook van de oude stempel is. Hoe wil hij de burger gaan faciliteren nu de deelgemeenten verdwenen zijn? Zijn antwoord: ”De nieuwe burger is vaak redelijk gebekt, maar let op, dertig procent van de Rotterdammers verwacht nog een sterke overheid in the lead. Ik zie een proces voor me van co-creatie, samen doen, ideeën ontwikkelen die vaak voor een paar centen te realiseren zijn.”

Op mijn vraag of hij bereid is het (veranderings- en vernieuwings-) proces van onderaf te stimuleren zegt hij: “Ja, heel erg. Dat het van bovenaf gebeurt is niet waar.” Over zijn opvattingen wat betreft het beheren, faciliteren en financieren van wijken zoals Middelland wil ik graag verder met hem in discussie. 

Wie wast de billen van de buurman?
Vandaag beginnen Marieke Wijnen en ik met de opnamen van de serie ‘Heft in eigen hand’ over voorbeelden van zelforganisatie in Rotterdam. In de ochtend nemen we een gesprek op met Iris Meerts van de Stichting Zelforganisatie. Haar enthousiaste algemene beschouwingen zijn vanaf vrijdag 11 september te zijn bij lokale omroep Open Rotterdam, zowel via TV als online. ’s Middags filmen we een praktijkvoorbeeld: Zorgvrijstaat Rotterdam West (ZVS). De initiatiefnemers, Alexander Hogendoorn en Dennis Lohuis, hebben elkaar leren kennen tijdens een ondernemersontbijt in Leeszaal West, dat ook een mooie toepassing van de doe-democratie is. Een belangrijke activiteit van de ZVS is het organiseren van aanschuifmaaltijden in grote delen van Rotterdam West, bij mensen thuis en buurtgebouwen. De maaltijd in wijkcentrum Post West wordt vandaag door Jamila verzorgd. Ze komt uit Afghanistan en de pot schaft een Pakistaanse lekkernij. Ze zegt dat ze vluchtelingen in de buurt uit hun isolement probeert te halen en dat ze de Zorgvrijstaat een heel goed initiatief vindt. Ik zou haar graag beter willen leren kennen. Ze geeft me haar contactgegevens.

Dennis: ”We zitten in een periode waarin in de zorg en het welzijn heel veel veranderen, er zijn bezuinigingen en decentralisaties en mensen moeten veel meer zelf gaan doen. Je ziet dat de overheid daar mee bezig is door het beleid te formuleren, bestekken te schrijven en aanbestedingen te regelen. De mensen die dat op hun eigen bord krijgen weten soms niet wat er boven hun hoofd hangt. We zijn sinds jaren de verzorgingsstaat gewend. Achterover leunen als er wat aan de hand is, want er wordt wel voor je gezorgd. En dat moeten we nu in een keer terugbrengen naar mensen die het zelf gaan doen. Maar hoe doe je dat?”

Jullie zijn eigenlijk in een gat gesprongen
Alexander: “Ja. We zijn zelf geïnteresseerd om daar opnieuw kennis over op te doen en als we in die participatiesamenleving leven, dan moeten we dus ook de handen uit de mouwen steken.”

Wat is jullie filosofie?
Dennis: “Het gaat domweg om de vraag: hoe kunnen we met elkaar voor elkaar zorgen? Laten we weer gaan doen wat we van nature al voor elkaar doen of deden en daarna kijken waar we nog professionals voor nodig hebben. We zijn ooit begonnen met een wijkontmoeting waar zestig mensen op af kwamen. Bewoners en mensen van de corporaties en de deelgemeente. Die brachten we met elkaar in gesprek en we vroegen: Wat doen jullie voor elkaar en op welke grenzen stuit je daarbij? ‘Wie gaat de billen van de buurman wassen?’ was de trigger voor dat gesprek. Die vraag hebben we groot op borden geschilderd en daarmee zijn we de straat op gegaan om het gesprek ook daar te voeren.”

En hoe werd daar op gereageerd?
“De organisatoren van die avond waren een beetje benauwd of je dat zo wel kon doen, maar mensen vinden het heel normaal om daar over te praten. Ze zeiden: ik heb er recht op dat mijn billen gewassen worden nadat ik zo veel jaren aan de verzorgingsstaat heb bijgedragen.”
Alexander: “Maar we zagen ook dat mensen verleerd zijn om vragen te durven stellen. Zou je met dit of dat willen helpen. En we kwamen er achter dat mensen bereid zijn om veel meer voor elkaar te willen doen dan je in eerste instantie zou denken en wat nu zichtbaar is. Vraag en aanbod komen niet bij elkaar. Vraag je vervolgens hoe je dat dan wel voor elkaar krijgt, dan zeggen de mensen: we moeten met elkaar gaan eten om elkaar beter te leren kennen. En daar zijn de aanschuifmaaltijden uit ontstaan. De vlag waaronder we varen.”

Ja, top. Je kan veel met een maaltijd oplossen. Iets doen aan eenzaamheid. Betaalbaar eten. En er is de gelegenheid tot contact en daarmee de mogelijkheid om te praten over dingen waar je mee zit.
“Ja, dat is de basisgedachte. Er is inmiddels een enorme eetinfrastructuur ontstaan waar mensen op allerlei plekken koken en met elkaar eten. Maar daarnaast is het handig als je nog instrumentjes hebt om bepaalde dingen bespreekbaar te maken. Soms heb je net even een zetje nodig.”

Wat doen jullie verder nog?
“We hebben een klussendienst, de uitvindersbrigade ‘Het zal werken’ en we hebben spreekuren in verzorgingshuizen gegeven om problemen in kaart te brengen. Toen merkten we dat het bij veel problemen vaak om simpele dingen gaat. Iemand vroeg iemand om een wandbeugel in zijn toilet te monteren, want hij kwam moeilijk van zijn toilet af. Mensen kunnen dat soort verzoeken mailen en dan komt er een vrijwillige klusser langs. Daarvoor zoeken we ook nog tussenpersonen, zoals ergotherapeuten bijvoorbeeld. Wij hebben de ogen en oren in de wijk nodig om ons hulpvragen toe te spelen. We kregen een keer een vraag om een aanrecht te verhogen voor een gehandicapte vrouw. Dat speelde al een half jaar tussen de woningbouwvereniging en de gemeente. Toen zijn we daar gaan kijken en toen dat klusje geklaard worden voor honderd euro materiaalkosten, waarop de bewoner zei: “O, dat kan ik zelf betalen.” Dus dat hele gedoe was niet nodig geweest als je het op onze manier had kunnen oplossen. Doe je voor zo’n beugel een aanvraag bij een WMO-loket, dan is het eerst de vraag of je verzoek gehonoreerd wordt, dan gaan de mensen er veel tijd aan besteden en dan lopen de kosten enorm op. Maar als je je buurman kent en hij weet dat je een beugel nodig hebt, dan ben je voor 15 euro snel kaar.”
Het hele verhaal kun je via Open Rotterdam tot je nemen, vanaf 15 september.
Wat me nu al opvalt is dat er in Rotterdam en mijn wijk heel veel fantastische initiatieven zijn. Ik ga nadenken over mogelijkheden om dergelijke activiteiten nog beter bekend te maken (door al die plekken in een zelfde felle kleur te schilderen?); samenwerking te bevorderen en over de stad te verspreiden. Veel wielen zijn al uitgevonden. Daar wordt nog veel te weinig mee gedaan.

Previous Story

DAG 2: Een avond waarop eerst niks gebeurt

Next Story

DAG 4: De dode boom